Auto's:

Mazda 2: Dodehoekmonitorsysteem
(BSM) - i-ACTIVSENSE - Tijdens het rijden - Mazda 2 - InstructieboekjeMazda 2: Dodehoekmonitorsysteem (BSM)

De dodehoekmonitor (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van rijstrook, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijstrook van achteren naderen.

De dodehoekmonitor (BSM) detecteert voertuigen die van achteren naderen bij het rijden in voorwaartse richting met een snelheid van 30 km/h of hoger en attendeert de bestuurder door het oplichten van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje en het weergeven van het voertuigdetectiescherm (voertuigen met Active Driving Display).

Als de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het aangeven van een rijstrookverandering in de richting waarin het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje oplicht en het naderende voertuig wordt gedetecteerd, attendeert de dodehoekmonitor (BSM) de bestuurder op een mogelijk gevaar door het oplichten van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, het activeren van een waarschuwingsgeluid en de weergave van een waarschuwingsindicatie op het scherm (voertuigen met Active Driving Display).

Het detectiegebied van dit systeem beslaat de rijstroken aan beide zijden van de auto en vanaf de achterzijde van beide voorportieren tot ongeveer 50 m achter de auto.

Dodehoekmonitorsysteem

WAARSCHUWING

Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te voeren: Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.

 

OPMERKING
  • De dodehoekmonitor (BSM) functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
  • Het contact op ON wordt gezet.
  • De dodehoekmonitor (BSM) OFF schakelaar wordt ingedrukt en het BSM OFF schakelaarindicatielampje gaat uit.
  • De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
  • De dodehoekmonitor (BSM) zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
  • De rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het dodehoekmonitor (BSM) OFF schakelaarindicatielampje uit is.
  • De versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt achteruit.
  • In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda reparateur inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje blijft branden.
  • Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes.
  • Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
  • Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
  • Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
  • De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
  • De accuspanning is afgenomen.

 

OPMERKING
  • Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
  • Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De dodehoekmonitor (BSM) beoordeelt de situatie op basis van radardetectiegegevens.
  • Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde snelheid.
  • Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
  • Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
  • Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld op de breedte van snelwegen.
  • In de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
  • Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee rijstroken verder.
  • Rijden op steile hellingen.
  • Rijden over de top van een heuvel of bergpas.
  • Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
  • Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
  • Direct nadat het dodehoekmonitorsysteem (BSM) door het veranderen van de instelling in werking is gesteld.
  • Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld overeenkomstig de breedte van snelwegen.

 

OPMERKING
  • Het is mogelijk dat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten (vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.

  • De kans bestaat dat een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje gaat knipperen of dat de waarschuwingszoemer enkele malen wordt geactiveerd bij het afslaan op een kruising in een stad.
  • Schakel de dodehoekmonitor (BSM) uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd.

    Anders zullen de radiogolven van de radar geblokkeerd raken waardoor het systeem niet meer normaal zal functioneren.

  • In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/knipperen.
  • Wanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.
  • Wanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
  • Het systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.

    Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)

Zie ook:

Skoda Fabia. Alarmsysteem
Inleiding voor het onderwerp Het alarmsysteem geeft akoestische en optische waarschuwingssignalen bij een poging tot inbraak in de wagen of diefstal van de wagen (hierna alarm). Het alarmsysteem w ...

Renault Clio. Verwisselen van een wiel
Schakel de alarmknipperlichten in. Parkeer de auto op veilige afstand van het verkeer op een horizontale, stroeve en stevige ondergrond. Zet de parkeerrem vast en schakel e ...

Auto's: