KIA Rio: Veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
|
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels zijn ontworpen
om aan te liggen tegen de
botstructuur in het lichaam en
moeten daarom zo laag mogelijk
over het bekken of het bekken, de
borst en de schouder, afhankelijk
van het type gordel, gedragen
worden; het dragen van het
heupgedeelte over de onderbuik
moet voorkomen worden.
De veiligheidsgordel moet zo strak mogelijk tegen het lichaam aan gedragen worden, voor zover het comfort het toelaat, om een maximale bescherming te kunnen bieden. Een loshangende veiligheidsgordel biedt veel minder bescherming. Voorkomen moet worden dat de gordel in aanraking komt met polijstmiddelen, olie en chemicaliën, in het bijzonder accuzuur. De veiligheidsgordels kunnen op een veilige manier gereinigd worden met een milde zeepoplossing. De veiligheidsgordel moet worden vervangen als hij gerafeld, verontreinigd of beschadigd is. De veiligheidsgordel moet ook worden vervangen als hij gedragen is tijdens een zware aanrijding, ook al is de gordel niet zichtbaar beschadigd. Bij het dragen mag de gordel niet gedraaid zitten. Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon gedragen worden; het is gevaarlijk een kind op schoot te vervoeren met de gordel om beide personen heen. |
WAARSCHUWING
|
Waarschuwing veiligheidsgordel voor (indien van toepassing)
Als herinnering voor de veiligheidsgordel voor branden telkens als het contact in stand ON wordt gezet de waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels voor gedurende ongeveer 6 seconden, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel voor niet wordt vastgemaakt nadat het contact in stand ON is gezet of als hij wordt losgemaakt nadat het contact in stand ON is gezet, gaat het waarschuwingslampje voor de desbetreffende veiligheidsgordel branden totdat de veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens niet vastmaakt en u gaat sneller rijden dan 9 km/h, gaat het reeds brandende waarschuwingslampje knipperen.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens nog niet vastmaakt en u gaat sneller rijden dan 20 km/h, zal de waarschuwingszoemer gedurende ongeveer 100 seconden klinken en gaat het waarschuwingslampje van de desbetreffende veiligheidsgordel knipperen.
Als u de veiligheidsgordel losmaakt terwijl u langzamer rijdt dan 20 km/h, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel branden totdat de veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.
WAARSCHUWING Het rijden in een verkeerde zitpositie heeft een nadelige invloed op de werking van het waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordels voor. Het is belangrijk dat de bestuurder de passagier instrueert goed te gaan zitten, zoals voorgeschreven in dit instructieboekje. |
AANWIJZING
|
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel achterpassagiers (indien van toepassing)
Als het contact in stand ON wordt gezet (motor draait niet) wanneer de heup- /schoudergordel van de achterpassagier niet is vastgemaakt, gaat het waarschuwingslampje van de desbetreffende veiligheidsgordel totdat de veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.
In de volgende gevallen brandt het waarschuwingslampje van de desbetreffende veiligheidsgordel achter vervolgens gedurende ongeveer 35 seconden:
- U start de motor wanneer de veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt.
- U gaat sneller dan 9 km/h rijden wanneer de veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt.
- De veiligheidsgordel achter wordt losgemaakt wanneer u langzamer dan 20 km/h rijdt.
Als de veiligheidsgordel achter wordt vastgemaakt, gaat het waarschuwingslampje onmiddellijk uit.
Als de veiligheidsgordel achter wordt losgemaakt wanneer u sneller dan 20 km/h rijdt, gaat het waarschuwingslampje van de desbetreffende veiligheidsgordel knipperen en zal de waarschuwingszoemer gedurende 35 seconden klinken.
Wordt de heup-/schoudergordel van de achterpassagiers echter tweemaal losen vastgemaakt binnen 9 seconden nadat de gordel is vastgemaakt, dan zal het waarschuwingslampje van de desbetreffende veiligheidsgordel niet gaan branden.
Schoudergordel
Hoogteverstelling (voorstoel, indien van toepassing)
U kunt de hoogte van het bovenste bevestigingspunt in drie standen afstellen voor maximaal comfort en een maximale veiligheid.
De veiligheidsgordel mag niet te dicht langs de nek lopen. Het schoudergedeelte van de gordel moet zodanig zijn aangepast dat het over de borst en het midden van de schouder loopt, en nooit over de nek.
Verhoog of verlaag het bovenste bevestigingspunt van de veiligheidsgordel tot de juiste hoogte.
Trek het bovenste bevestigingspunt (1) omhoog om het hoger af te stellen. Druk het bovenste bevestigingspunt omlaag (3) en houd daarbij de knop (2) ingedrukt om het bovenste bevestigingspunt lager af te stellen.
Laat de knop los om het bovenste bevestigingspunt in de ingestelde positie te blokkeren. Probeer het bovenste bevestigingspunt omhoog of omlaag te schuiven om te controleren of het geblokkeerd is.
WAARSCHUWING
|
Vastmaken van uw gordel
Trek de gordel uit de blokkeerautomaat en plaats de metalen gesp (1) in de gordelsluiting (2).Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, is een klik hoorbaar.
De veiligheidsgordel kan zich alleen automatisch tot de juiste lengte oprollen als u eerst handmatig het heupgedeelte van de gordel strak over uw heupen trekt.
Als u zich langzaam voorover beweegt, rolt de gordel af en heeft u een maximale bewegingsruimte. Bij een noodstop of een aanrijding echter zal de gordel geblokkeerd worden. Daarnaast zal de gordel blokkeren wanneer u te snel naar voren buigt.
AANWIJZING Als het u niet lukt om de veiligheidsgordel uit de blokkeerautomaat te trekken, trek dan krachtig aan de gordel en laat deze vervolgens los. U kunt dan de gordel gemakkelijk uittrekken. |
WAARSCHUWING
U moet het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel zo laag mogelijk
over uw heupen dragen en niet over
uw middel. Als u de gordel te hoog
over uw middel draagt, neemt de
kans op letsel bij een aanrijding
toe. Draag de gordel niet onder of
over uw beide armen. De gordel
moet over de ene arm en onder de
andere arm door lopen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
Draag nooit de schoudergordel onder de arm door die zich het dichtst bij het portier bevindt. |
Vastmaken van uw gordel:
Trek aan de metalen gesp (3) en plaats hem in de gordelsluiting (4).Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, is een klik hoorbaar. Zorg ervoor dat de gordel niet is verdraaid.
Gebruik voor het bevestigen van de middelste veiligheidsgordel achter de gordelsluiting met de aanduiding CENTER.
Losmaken van de gordel:
De gordel kan worden losgemaakt door op de ontgrendelknop (A) van de gordelsluiting te drukken. Als de gordel losgemaakt is, moet hij automatisch oprollen.
Controleer als dat niet gebeurt of de gordel niet gedraaid is en probeer het opnieuw.
Heupgordel (indien van toepassing)
Vastmaken van de gordel:
Steek de metalen gesp (1) van de tweepuntsheupgordel in de gordelsluiting (2).Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, is een klik hoorbaar.
Controleer of de gordel goed is geblokkeerd en niet gedraaid zit.
Een tweepuntsheupgordel moet handmatig zo worden afgesteld dat hij strak aanligt over uw heupen (1). Zet de gordel vast en trek aan het losse uiteinde om de gordel strak te trekken. De gordel moet zo laag mogelijk over uw heupen lopen en niet over uw middel. Als de gordel te hoog gedragen wordt, neemt de kans op letsel bij een aanrijding toe.
Gebruik voor het bevestigen van de middelste veiligheidsgordel achter de gordelsluiting met de aanduiding CENTER.
Losmaken van de gordel:
Druk op de knop (1) van de gordelsluiting om de gordel los te maken.
WAARSCHUWING De vergrendeling van de heupgordel is anders dan die van de beide driepuntsgordels. Let er daarom bij het vastmaken van de gordels op dat ze in de juiste gordelsluiting gestoken worden omdat alleen dan een maximale bescherming geboden kan worden. |
Veiligheidsgordels achter opbergen
Als de veiligheidsgordels achterin niet gebruikt worden, kunnen de gordelsluitingen in het opbergvak tussen rugleuning in zitting worden geschoven.
Zie ook:
Opel Corsa. Persoonlijke instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellingen
in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuurders
in elke au ...
Mazda 2. Bediening van de DVD (Digital
Versatile Disc) speler
Type
Afspeelbare gegevens
DVD VIDEO/DVDVR
speler
DVD VIDEO/DVD-VR
bestand
Insteken van de DVD
Steek de DVD in de gleuf met het label
naar boven gericht. De DVD ...