Auto's:

Renault Clio: Verlichting en signalen - Ken uw auto - Renault Clio - InstructieboekjeRenault Clio: Verlichting en signalen

VERLICHTING EN SIGNALEN

Markeringslichten

Draai de ring 2 tot het symbool bij het merkteken 3 staat.

Op het instrumentenpaneel gaat een controlelampje branden.

Functie verlichting overdag

Functie verlichting overdag

De dagrijverlichting schakelt overdag automatisch in zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te bedienen bij het starten van de motor, en gaat uit bij het stoppen van de motor.

Wanneer u links rijdt met een auto met de bestuurdersstoel aan de linkerkant (of andersom), bent u verplicht om tijdens uw verblijf de lichten te laten afstellen door een merkdealer (behalve bij auto's met Xenon-lampen).

 

Controleer, voordat u in het donker wegrijdt, de werking van de verlichting en stel indien nodig de stand van de koplampen af op de belasting van de auto. Zorg ervoor dat de lichten niet bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, vervoer van voorwerpen, enz.).

VERLICHTING EN SIGNALEN

Dimlicht

Handbediend Draai de ring 2 tot het symbool bij het merkteken 3 staat. Dit controlelampje op het instrumentenpaneel licht op.

Automatische werking (afhankelijk van de auto) Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij het merkteken 3 staat: draaiende motor, de dimlichten schakelen automatisch in en uit, naargelang de helderheid buiten, zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.

Afhankelijk van de auto gaan de dimlichten automatisch aan na enkele wisbewegingen van de ruitenwisserbladen.

Grootlicht

Met draaiende motor, duw met de dimlichten aan tegen de lichtschakelaar 1.

Dit controlelampje op het instrumentenpaneel licht op.

Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 opnieuw naar u toe.

Uitschakelen van de lichten

Er zijn twee mogelijkheden:

NB: als de mistlichten branden, dooft de verlichting niet automatisch.

Waarschuwingssignaal verlichting brandt nog

In het geval dat de lichten zijn ingeschakeld na het stilzetten van de motor, klinkt er een signaal bij het openen van het bestuurdersportier om u te waarschuwen dat de lichten nog branden.

VERLICHTING EN SIGNALEN

Functie welkomst en afscheid (Afhankelijk van de auto)

Als de functie is geactiveerd, gaan de markeringslichten automatisch branden wanneer de auto wordt ontgrendeld.

Ze gaan automatisch uit:

Functie "uitschakelvertraging"

Met deze functie blijven de dimlichten korte tijd branden (voor het verlichten van het openen een hek, enz.).

Met de motor en de verlichting uitgeschakeld en de ring 2 in de stand 0 of AUTO trekt u de schakelaar 1 naar u toe: de dimlichten gaan ongeveer dertig seconden branden. Om deze tijd te verlengen, kunt u de schakelaar tot vier keer naar u toe trekken (de maximale tijd is twee minuten). De boodschap "Follow me home voor _ _ _" met de oplichttijd verschijnt op het instrumentenpaneel om deze handeling te bevestigen.

Daarna kunt u uw auto vergrendelen.

Om de verlichting uit te schakelen voordat deze automatisch uitschakelt, verdraait u de ring 2 (de stand is onbelangrijk) en draait u deze daarna terug in de stand AUTO.

VERLICHTING EN SIGNALEN

Mistlichten voor

Draai de middelste ring 4 van de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het merkteken 5 staat en laat dan los.

De werking is afhankelijk van de gevoerde verlichting; het controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden.

VERLICHTING EN SIGNALEN

Mistachterlicht

Draai de middelste ring 4 van de schakelaar zo dat het symbool bij het merkteken 5 staat en laat dan los.

De werking is afhankelijk van de gevoerde verlichting; het controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden.

Zodra de weersomstandigheden dit toelaten moet u het mistachterlicht uitschakelen om de achter u rijdende weggebruikers niet te hinderen.

Lichten uit

Draai weer de ring 4 om het merkteken 5 tegenover het symbool van het mistlicht te plaatsen dat u wilt uitschakelen. Het bijbehorende controlelampje op het instrumentenpaneel licht op.

Bij het uitschakelen van de verlichting, gaan ook de mistlichten voor en achter uit.

Bochtlichten (afhankelijk van de uitrusting van de auto)

Als de dimlichten branden, gaat in bepaalde omstandigheden (snelheid, stuurwielhoek, vooruit rijden, richtingaanwijzer ingeschakeld enz.) een van de mistlichten vooraan aan om bij het draaien de bocht te verlichten.

Bij mist, sneeuw of bij het vervoer van voorwerpen die voorbij de voorkant van het dak uitsteken, werkt de automatische verlichting niet altijd.

Het inschakelen van de mistlichten blijft onder controle van de bestuurder: de controlelampjes op het instrumentenpaneel informeren u over het inschakelen (controlelampje brandt) of uitschakelen (controlelampje uit).

Zie ook:

Toyota Yaris. Inschakelen van het grootlicht
Druk bij ingeschakelde koplampen de hendel van u af om het grootlicht in te schakelen. Door de hendel weer in de middenstand te zetten, wordt het grootlicht weer uitgeschakeld. Trek de ...

Peugeot 208. Stuurkolomschakelaars
Selecteren/uitschakelen van de snelheidsregelaar. Verhogen van de ingestelde waarde. Verlagen van de ingestelde waarde. Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling. Met dit syst ...

Auto's: