Auto's:

Skoda Fabia: Licht - Licht en zicht - Bediening - Škoda Fabia - InstructieboekjeSkoda Fabia: Licht

Inleiding voor het onderwerp

Het licht werkt alleen bij ingeschakeld contact, voor zover niet anders is aangegeven.

Als basisstand van de lichtschakelaar de stand gebruiken.

Let op De koplampen kunnen tijdelijk aan de binnenzijde beslaan. Als het licht is ingeschakeld is het lampglas na korte tijd weer vrij van condens.

Bediening van verlichtingsfunctie

Lichtschakelaar en draaiknop
 afb. 54 Lichtschakelaar en draaiknop voor lichtbundelhoogteverstelling

Om de verlichtingsfunctie in resp. uit te schakelen kan de schakelaar A afb.54 in een van de volgende standen (afhankelijk van de uitrusting) worden gedraaid.

Licht uitschakelen (uitgezonderd dagrijverlichting)

Licht automatisch inschakelen/uitschakelen

Stadslicht resp. parkeerlicht aan twee zijden inschakelen

Dimlicht inschakelen

Afhankelijk van de belading van de wagen de lichtbundelhoogteverstelling van de koplampen door draaien van regelaar B afb. 54 in de volgende posities instellen.

Wagen voorin bezet, bagageruimte leeg

Wagen volledig bezet, bagageruimte leeg

Wagen volledig bezet, bagageruimte beladen

Bestuurdersstoel bezet, bagageruimte beladen

ATTENTIE

De lichtbundelhoogteverstelling altijd zodanig instellen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan - anders bestaat gevaar voor ongevallen.

  • Andere verkeersdeelnemers worden niet verblind, met name tegemoetkomende voertuigen.
  • De lichtbundelhoogte is voldoende voor veilig rijden.

 

Let op

  • Als bij ingeschakeld dimlicht het contact wordt uitgeschakeld, wordt het dimlicht automatisch uitgeschakeld en brandt het stadslicht. Geldt niet voor de stand , zo lang er aan de voorwaarden voor de functie COMING HOME wordt voldaan. Het stadslicht wordt na het eruit trekken van de contactsleutel, bij wagens met een startknop na het openen van het bestuurdersportier, uitgeschakeld.
  • Als er in de lichtschakelaar een storing optreedt, wordt het dimlicht automatisch ingeschakeld.

Dagrijverlichting

De dagrijverlichting (hierna functie) zorgt voor de verlichting van het voorste resp. ook het achterste gedeelte van de wagen (geldt alleen voor enkele landen).

Het licht wordt automatisch ingeschakeld als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.

Functie bij wagens met infotainment deactiveren/activeren

De functie kan in het infotainment in het menu → Licht worden gedeactiveerd/ geactiveerd.

Functie bij wagens zonder infotainment deactiveren

Functie bij wagens zonder infotainment activeren

ATTENTIE Bij slecht zicht altijd het dimlicht inschakelen.

Knipper- en grootlicht

Bedieningshendel: Knipperlichten
 afb. 55 Bedieningshendel: Knipperlichten grootlichtbediening

Bedieningshendelstanden afb. 55

Knipperlicht rechts inschakelen

Knipperlicht links inschakelen

Grootlicht inschakelen

Grootlicht uitschakelen / grootlichtsignaal (tegen de veerdruk in) inschakelen

Het grootlicht kan bij ingeschakeld dimlicht worden ingeschakeld.

Het grootlichtsignaal kan ook bij uitgeschakeld contact worden gebruikt.

Het knipperlicht wordt afhankelijk van de stuurinslag na het afslaan automatisch uitgeschakeld.

Comfortknipperen

Als de bedieningshendel iets omhoog of omlaag wordt gedrukt, gaan de betreffende knipperlichten driemaal knipperen.

Wordt tijdens het comfortknipperen de bedieningshendel in de tegengestelde richting gedrukt, dan wordt het knipperen in de oorspronkelijke richting beëindigd.

Het comfortknipperen kan in het infotainment in het menu → Licht worden geactiveerd/gedeactiveerd.

ATTENTIE Het grootlicht resp. grootlichtsignaal alleen gebruiken als de andere verkeersdeelnemers daardoor niet worden verblind.

Automatische aansturing rijverlichting

Lichtschakelaar: Stand
 afb. 56 Lichtschakelaar: Stand

Staat de lichtschakelaar in de stand afb. 56, dan volgt afhankelijk van de uitrusting automatisch het in-/uitschakelen van de verlichting overeenkomstig de momentele licht- resp. weersomstandigheden (regen).

Staat de lichtschakelaar in de stand , dan brandt de tekst naast de lichtschakelaar. Als het licht automatisch wordt ingeschakeld, brandt ook het symbool ( naast de lichtschakelaar.

Automatische aansturing rijverlichting bij regen (hierna alleen functie)

Het dimlicht wordt automatisch ingeschakeld als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.

Het licht wordt circa 4 minuten na het uitschakelen van de ruitenwissers automatisch uitgeschakeld.

Instelling, activering resp. deactivering

De volgende functies kunnen in het infotainment in het menu → Licht worden ingesteld resp. worden geactiveerd/gedeactiveerd.

ATTENTIE De automatische aansturing rijverlichting (stand ) dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurder niet van zijn plicht om de verlichting te controleren en zo nodig de verlichting afhankelijk van de omstandigheden in te schakelen.

 

VOORZICHTIG Slechte zichtomstandigheden worden door een achter de voorruit in de steun van de binnenspiegel of in het dashboard bevestigde sensor geregistreerd. De sensor niet afdekken - de systeemwerking kan worden beïnvloed.

Lichtschakelaar - Mistlampen/
 afb. 57 Lichtschakelaar - Mistlampen/ mistachterlicht inschakelen

Het inschakelen van de mistlampen of het mistachterlicht is mogelijk onder de volgende voorwaarde.

De lichtschakelaar staat in stand , of afb. 57.

Als de wagen geen mistlampen heeft, wordt het mistachterlicht ingeschakeld door de lichtschakelaar in de enige mogelijke stand te trekken.

Het uitschakelen van de mistlampen en het mistachterlicht gebeurt in omgekeerde volgorde.

Let op Wanneer een accessoire op het stopcontact voor de aanhangwagen is aangesloten, brand het mistachterlicht van de wagen niet.

Mistlampen met CORNER-functie

De CORNER-functie schakelt de mistlamp aan de betreffende wagenzijde automatisch in (bv. bij het afslaan of indraaien) als aan de volgende voorwaarden is voldaan.

Bij het inschakelen van de achteruitversnelling worden de beide mistlampen ingeschakeld.

COMING HOME/LEAVING HOME

De functie COMING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na het uitschakelen van het contact en het openen van het bestuurdersportier wordt verlicht.

De functie LEAVING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na het ontgrendelen van de wagen met de sleutel, wordt verlicht.

De functie schakelt de verlichting alleen dan in, zolang er slechte zichtomstandigheden zijn en de lichtschakelaar in de stand staat.

De beide functies kunnen in het infotainment in het menu → Licht worden geactiveerd/gedeactiveerd en worden ingesteld.

VOORZICHTIG

  • Slechtere zichtomstandigheden worden door een achter de voorruit in de steun van de binnenspiegel resp. in het dashboard bevestigde sensor geregistreerd.

    De sensor niet afdekken - de systeemwerking kan worden beïnvloed.

  • Als deze functie continu geactiveerd is, wordt de accu sterk belast.

Alarmlichten

Toets voor alarmlichten
 afb. 58 Toets voor alarmlichten

Bij het inschakelen knipperen alle knipperlichten en het controlelampje in de toets, samen met de controlelampjes in het instrumentenpaneel.

De alarmlichten werken ook wanneer het contact is uitgeschakeld.

Bij het activeren van de airbags worden de alarmlichten automatisch ingeschakeld.

Als bij ingeschakelde alarmlichten het knipperlicht wordt ingeschakeld, dan worden de alarmlichten tijdelijk uitgeschakeld en alleen het knipperlicht aan de betreffende wagenzijde knippert (geldt bij geactiveerd comfortknipperen).

Parkeerlicht

Het parkeerlicht is voor de verlichting van de geparkeerde wagen bedoeld.

Parkeerlicht aan een zijde inschakelen

Het parkeerlicht aan de betreffende wagenzijde wordt ingeschakeld.

Parkeerlicht aan beide zijden inschakelen

Na het verwijderen van de contactsleutel en het openen van het bestuurdersportier klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal. Na enkele seconden of na het sluiten van het bestuurdersportier wordt het akoestische waarschuwingssignaal beëindigd.

VOORZICHTIG

  • Door het inschakelen van het parkeerlicht wordt de accu aanzienlijk belast.
  • Het parkeerlicht kan vanwege een te geringe acculadingstoestand automatisch uitschakelen. Als het parkeerlicht aan beide zijden bij uitgeschakeld contact wordt ingeschakeld, wordt het niet automatisch uitgeschakeld!

Rijden in het buitenland

Tijdens het rijden in landen waar aan de andere kant van de weg wordt gereden (links-/rechtsrijdend verkeer) kunnen de koplampen het tegemoetkomend verkeer verblinden. Daarom is het noodzakelijk om een aanpassing aan de koplampen te laten uitvoeren door een specialist.

Zie ook:

Peugeot 208. De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken. Als u bij afgezet contact op de toets wordt drukt, wordt het systeem ingeschakeld. Volumeregeling. Gebruik de toetse ...

Renault Clio. Snelheidsregelaar
De snelheidsregelaar is een functie die u helpt de door u gekozen rijsnelheid op een constante waarde vast te houden, dit wordt de ingestelde snelheid genoemd. Vanaf 30 km/u kunt u de snelhe ...

Auto's: